Opbouw indicatorenset stadsmonitor

De geactualiseerde visie over leefbare en duurzame steden vormt het uitgangspunt voor de indicatorenkeuze van deze editie. Om bestaande tijdsreeksen niet kwijt te raken, namen we de indicatorenset van de editie 2014 als vertrekbasis mee. Eerst gingen we na welke indicatoren van de editie 2014 nog nuttig waren voor de opvolging van de geactualiseerde visie. Zo werd duidelijk welke onderdelen we van de visie wel of niet afdekten, welke domeinen we wel of niet bestreken en waar nieuwe indicatoren nuttig konden zijn. Het was onze ambitie om over een indicatorenset te beschikken die de geactualiseerde visie over de domeinen heen meetbaar maakt.

Al snel werd duidelijk dat we voor een aantal onderdelen een traject nodig hadden om uit te klaren welke gewenste indicatoren nuttig waren en hoe we die meetbaar konden maken. Daaronder vielen heel wat procesmatige en kwalitatieve aspecten, die moeilijk kwantitatief te meten zijn. Dat was niet nieuw. Ook bij de start van de stadsmonitor stelden we dat vast. Toen koppelden we de indicatoren van de stadsmonitor aan een kwalitatief onderzoek naar de strategische capaciteit van de steden. Naast procesmatige aspecten beschikken we vandaag nog onvoldoende over data die innovatie en nieuwe stedelijke ontwikkelingen goed in beeld brengen. Beide aspecten vergen bijkomend onderzoek.

Voor de selectie van die indicatoren blijven we, zoals in het verleden, een selectie maken op basis van 4 criteria:

  • Relevantie: de indicator moet een heel duidelijk verband hebben met een generieke intentie uit de visie.
  • Interpreteerbaarheid: enkel indicatoren, die zonder veel interpretatieproblemen de richting van meer leefbaarheid en duurzaamheid aangeven, nemen we op.
  • Prioriteit voor indicatoren die verband houden met meerdere activiteiten/thema’s.
  • Voorkeur voor indicatoren die de activiteiten raken van veel actoren in de stad gezien hun strategisch karakter.